Ga het gesprek met elkaar aan, praat én luister. Een betere aanpak van de problemen bij voetbalclubs dan het schrijven van een brochure 'Hoe hoort het eigenlijk.' Die verdwijnt bij Henk én Ali ongelezen in de prullebak. Ufuk Kâhya, gemeenteraadslid voor GroenLinks, schreef op persoonlijke titel een bijdrage voor het Brabants Dagblad van 30 oktober.
“Ik ben geen debiel!” Zo reageerde mijn vader toen hij onlangs (21 juni jl.) in het Brabants Dagblad las dat de Bossche ‘denktank’ een brochure wil waarin allochtonen kunnen lezen wat van hen wordt verwacht als ze lid zijn van een ‘Nederlandse voetbalvereniging’. “Ik weet heus wel wat een sportvereniging is. Twintig jaar geleden deden ze dat”, aldus mijn pa. Dit illustreert voortreffelijk de kloof tussen het grasveld en de bestuurstafel. Hoewel deze sliding er met een waarschuwing wegkomt, is in Den Haag al de rode kaart getrokken voor de overtreding om allochtonen te weren van voetbalverenigingen. Naast het niet deugen van de probleemanalyse, zal ook nog eens de beoogde oplossing bij thuiskomst meteen in de prullenbak verdwijnen. Het enthousiasme om wat aan spanningen bij voetbalvereniging te doen juich ik toe, maar het blind en eenzijdig handelen op basis van aannames fluit ik af.
Een kleine twee jaar geleden merkten we thuis op dat mijn broertje zich steeds meer uitgesloten voelde op de club. Toen ik daarover het gesprek op de vereniging probeerde aan te gaan, en na heel wat ‘van ’t kastje naar de muur’ toestanden, vond ik iemand van het kader die aanspreekbaar was. Achter hem aan hollend (hij had het erg druk) schetste ik de situatie over wat er zich afspeelde en hoe andere vrijwilligers mijn broertje aanspraken en behandelden. “Ze bedoelen het goed, je broertje moet zich er niet zoveel van aantrekken”. Na mijn aandringen werd toegezegd dat hij mensen zou aanspreken. Het sportplezier van mijn broertje bij onze vereniging was zo verminderd dat hij besloot niet meer naar de vereniging te gaan.
De kernvraag is niet hoe allochtonen kunnen leren hoe een vereniging werkt, maar hoe de vereniging onze vereniging kan worden waarbij alle jongeren en ouders elkaar aanspreken én bereidt zijn aangesproken te worden. Je zou denken dat een vernieuwende en verfrissende ‘denktank’ zijn ogen en oren wijd openend het veld op zou lopen om met ouders en trainers de dialoog aan te gaan om met creatieve ideeën te komen, en niet alleen buurtvaders en besturen aan vergadertafels uit te nodigen om een brochure te maken. Een vitale sportvereniging zal zijn tijd en energie moeten steken in het ontmoeten van mensen om binding tot stand te brengen, in plaats van brochures te schrijven die noch Henk noch Ali zullen lezen.
Dit is geen eenzijdig proces maar een complex vraagstuk zonder inkoppertjes en vergt daarom inzet en samenspel van alle betrokkenen. De uitdaging is om een zelfregulerende vereniging te worden die met zijn leden in gesprek gaat, duidelijk zijn waarheid spreekt maar ook luistert. Dit vraagt veel van het enthousiaste (onopgeleide) kader die de club runt. In het Brabants Dagblad van 26 oktober jl. valt te lezen dat vrijwilligers van clubs zullen worden getraind en communicatie aandacht zal krijgen. Een goede pass. Nu maar hopen dat onder communicatie niet alleen praten, maar ook luisteren wordt verstaan. Wie alleen zijn mond opent en oren en ogen sluit, scoort (hoogstens) in eigen doel.