De discussie die haast vanzelf opgeroepen wordt door de 9 centimeter dikke welstandsnota, propvol met historische beschrijvingen, is die van historiseren of niet.
Het lijkt er in deze nota op dat alles wat we vanaf nu gaan toevoegen langs de meetlat van de historie wordt gelegd. Dat komt door de vooral historische beschrijvingen die vaak geen relatie hebben met de daar opvolgende criteria, maar daar door interpretatie ingevlochten zullen gaan worden.
Laat ik hier nog wat dieper op in gaan. Welstandsbeleid heeft zijn wortels in historiseren, in een gevoel van verlies van mooie dingen en de verdwenen sociale verhoudingen die daarbij horen. De gemeente moest zich begin van de vorige eeuw gaan bemoeien met het schoon der gebouwen. In de beweging die deze bemoeienis nastreefde komen twee angsten samen die we nu ook nog zien: de angst voor de moderne ontzielde tijd en de angst voor de dominantie van het financiële motief van de bouwer.
Aan de andere kant van het station wordt een andere norm of zo u wil dogma gehanteerd: strak, harde materialen, lange rechte lijnen, met een enkele ronde vorm en stijlcitaten uit elk verleden. Zien wij daar droom van het post-modernisme of van de markt? Knusheid is voor de achterblijvers. Historie als decoratie, zoals het bakstenen wandje tegenover mij dat men vergeten is te stucen.
Dat brengt ons tot de kern. Namelijk niet de vraag in welke richting de overheid zich over de schoonheid van het te bouwen moet uitspreken moet centraal staan. Historiserend of ecologisch of modern of post-modern. Maar de vraag of de overheid zich er mee moet bemoeien en zo ja hoe dan.
Dat brengt mij tot de conclusie die er eigenlijk geen is:
Der Zeit Ihre Kunst, der Kunst ihre Freiheit.
Aan de tijd zijn kunst, aan de kunst haar vrijheid.
Onze oproep aan het college is om deze nota als een startpunt te zien, die vertrekt vanuit onze historische gebouwde omgeving. Maar vooral de discussie te blijven zoeken en te gebruiken voor de volgende nota, die dunner en concreter is. En daar alle inbreng van de vele bosschenaren die bouwen en houden van de stad bij te gebruiken. En met hen te streven naar gebouwen die uitdrukking zijn van de dromen en angsten van huidige tijd en van zijn huidige bewoners.