Recent debatteerde de raad veiligheid binnen de gemeente. De fractie van GroenLinks ging daarbij vooral in op de recente gebeurtenissen rond wethouder Ufuk Kâhya. Die voelde zich gedwongen af te treden. En op het risico wat andere bestuurders lopen.

De GroenLinksbijdrage in het debat

Voorzitter,

Zoals voor alle fracties in deze raad spreekt het voor GroenLinks vanzelf dat de fysieke en sociale veiligheid van medewerkers, leidinggevenden én bestuurders van de gemeente ’s-Hertogenbosch altijd gegarandeerd hoort te zijn.

Over de fysieke en sociale veiligheid van medewerkers hebben anderen vanavond al veel gezegd. Daar sluit ik mij namens mijn fractie bij aan, bij de bijdragen van de heer van de Kerkhof en de heer Kabbouti. Ik wil me in mijn bijdrage daarom nu beperken tot de veiligheid van bestuurders. Want een veilige werkomgeving voor hen is in deze gemeente ook allesbehalve gegarandeerd, zo blijkt uit de recente gebeurtenissen die uiteindelijk hebben geleid tot het aftreden van wethouder Ufuk Kâhya.

Het debat nu hierover voeren voelt ongemakkelijk omdat het onze eigen wethouder betreft. maar is  noodzakelijk om te voorkomen dat het opnieuw zo kan gebeuren. Ik ga me daarbij beperken tot de feiten en de vragen die die oproepen.

De drieduizend stukken uit het WOO-verzoek bevatten twee mailtjes over wethouder Ufuk Kâhya, die daarover op dat moment het eerst hoort. Hadden die niet eerder met de betrokkene gedeeld kunnen worden? Zijn die mails ooit beantwoord? Een krantenartikel over die mailtjes leidt ook tot een groot aantal anonieme verhalen binnen een deel van de ambtelijke organisatie, die eerst wel en later toch weer niet allemaal betrekking zouden hebben op deze wethouder. Er ligt geen enkele klacht, ook volgens het college is er alleen sprake van signalen, beelden en perspectieven. Aan verdere waarheidsvinding lijkt niet te zijn gedaan, er lijkt niet op een goede en gestructureerde manier met de feiten zijn omgegaan.

De bestuurder geeft toe in zijn werk veeleisend te zijn en daarmee soms onbedoeld mensen kan hebben geraakt. Daar biedt hij zijn excuses voor aan en wil daarover graag in gesprek kunnen gaan. Zo’n gesprek heeft nooit plaatsgevonden, wel is er een bijeenkomst (op 11 september)  waarbij ambtenaren alle ruimte krijgen om hun verhaal te vertellen omtrent het gedrag van wethouder Kâhya. Het college laat in de inleiding op beantwoording van technische vragen aan de raad weten dat er weinig feiten zijn, wel beelden en perspectieven. Om elkaar dan goed te kunnen begrijpen is het nodig daar het onderling gesprek over te voeren. Onderling betekent in de praktijk blijkbaar zonder diegene waarover die beelden bestaan. Praten over elkaar is gemakkelijker dan met elkaar. Hoe veilig is dat vraagt mijn fractie zich af.

De gebeurtenissen leiden ook tot andere vragen. Is het duidelijk tot wie een bestuurder zich kan wenden als die merkt dat er verhalen over hem of haar de ronde doen?  Zijn er procedures als er signalen binnen komen over een bestuurder? Worden die signalen  met hem of haar gedeeld? Worden er verslagen van eventuele gesprekken hierover gemaakt? Wethouder Kâhya vroeg om een onafhankelijke procesbegeleider, waarom kwam die er niet? Is het duidelijk wie de regie had op dit proces of wie er regie had op behoren te hebben?

Voorzitter,

Dit is geen verantwoordingsdebat over de gebeurtenissen die leiden tot het aftreden van wethouder Kâhya. Hij is immers afgetreden en daarmee verviel die mogelijkheid. Maar voor mijn fractie blijven bovenstaande vragen wel uiterst relevant. Ufuk Kâhya en ik namen anderhalf jaar geleden enthousiast deel aan de onderhandelingen voor een nieuw bestuursakkoord. Hij kan helaas met de daar gemaakte afspraken niet verder meer aan het werk. GroenLinks blijft graag onderdeel van de coalitie die dat bestuursakkoord uitvoert. Daarom dragen we binnen afzienbare tijd een kandidaat voor die de plaats van Ufuk kan innemen.

Maar hoe kan mijn fractie iemand naar eer en geweten voordragen als er geen garanties komen dat er geen soortgelijke dynamiek ontstaat. Dat over een maand, een half jaar of tegen het eind van de bestuursperiode niet weer een anonieme email binnen een paar weken tijd leidt tot de noodzaak voor hem of haar om af te treden? Hoe veilig is dat  voor die opvolger? En hoe veilig is de situatie voor de huidige bestuurders eigenlijk?

Daarom wil mijn fractie dat in het organisatieontwikkelingstraject er ook expliciet aandacht komt voor de veiligheid van bestuurders. Want het spreekt voor GroenLinks vanzelf dat naast de fysieke en sociale veiligheid van medewerkers en leidinggevenden, ook die van bestuurders  altijd gegarandeerd hoort te zijn.