De gemeente gaat de komende jaren noodgedwongen bezuinigen, de gemeenteraad moet gaan kiezen hoe en waarop. Om die keuze goed te kunnen maken vroeg de raad eerder aan het college om een aantal scenario’s, verschillende ontwikkelingsrichtingen voor de stad. Dat werden Stadskracht, Bestuurskracht, Zorgkracht en Inwonerskracht.

Net als het college en in de lijn van het coalitieakkoord kiest GroenLinks voor Stadskracht: een faciliterende, stuwende gemeente. Fractievoorzitter Ruud Schouten legt uit waarom en wijst op de beperkingen die natuurlijk aan zo’n scenario zitten.

“Wij gaan er niet van uit dat de stadskracht er al is; het beleid moet gericht zijn om de aanwezige stadskracht te behouden maar ook om de potentiële kracht te faciliteren. Daarvoor is het dus juist nodig om het zorg-, participatie en minima-beleid anders te beschouwen dan als strikt vitaal. Er is sprake van wederkerigheid: de burger is geen passieve ontvanger, de overheid is geen passieve eisen-steller.”

Voorzitter,

De scenario-discussie is een goede manier om onze koers naar de toekomst zichtbaar te maken. Het kan namelijk niet zo zijn dat we ons nu gaan verschuilen als politiek en als gemeente.  Het is de rol van de raad om richting te geven aan het college en deze discussie zou daarin duidelijkheid moeten kunnen geven.

Maar was het maar mogelijk om de samenleving of de politiek koers in 4 verschillende opties uit een te zetten. Dan konden we kiezen en dan was het klaar.



Nee, hier is behoefte aan nuance, visie en inzicht. En, voor alle partijen, het maken van keuzes. Want alle scenario’s kennen voordelen en nadelen. Bijvoorbeeld het scenario Zorgkracht zorgt, maar heeft ook relatief hoge lasten.



Het raadsvoorstel bestaat uit twee delen. In het eerste deel worden de scenario’s uiteengezet.  Waar staat een scenario voor. Welk beeld van de stad, welke visie ligt er onder. Populair heet dit ondertussen "Het wat". Deel een  gaat over de overheid die we willen zijn of willen zien. Niet perse over wat die dan gaat doen. Faciliteren is neutraal. Wat je gaat faciliteren zeker niet.

Het tweede deel (de plusjes, minnetjes en nulletjes) is een vertaling hiervan in inhoudelijke keuzes en richting. "Het hoe".  In dat onderscheid wil ik ook naar de notitie kijken.

GroenLinks staat voor een faciliterende overheid, die mensen aanspreekt op wat ze kunnen. GroenLinks staat voor een faciliterende overheid, die op basis van visie, op basis van doelen, stuurt. Bijvoorbeeld GL wil het gebruik van auto terugdringen ten gunstigste het openbaar vervoer. Dat vraagt sturing vanuit de overheid. Daarbij erkennen wij dat de overheid daarin niet alleen bepalend moet willen zijn.

De overheid heeft als doel om stuwend te zijn om een sterke stad te zijn en te blijven. De overheid werkt eraan dat de mensen in de stad sterk kunnen zijn, worden en blijven.

Zoals ook in het coalitie-akkoord verwoord staat GroenLinks voor een goede samenhang tussen mens, milieu en economie. Het bevorderen van duurzaamheid op deze gebieden is ons uitgangspunt. Daar sturen we ook op.



Net als het college kiest onze fractie voor de stadskracht als startpunt van de discussie. Maar zoals ik al zei: de wereld is niet zwart-wit en niet simpel in 4 scenario’s te verdelen.

En de andere scenario’s kennen natuurlijk allen grote voordelen en nadelen.

Het college geeft ook aan in het raadsvoorstel dat we met de keuze voor de stadskracht niet mogen concluderen dat we geen zorgzame overheid meer zullen zijn of dat we nooit een sterk sturende rol zullen hebben. Onze fractie deelt dit met het college maar vindt het wel nodig dit te preciseren.

Ik heb al aangegeven hoe wij de faciliterende rol van de overheid vertalen. Dat is haalbaar binnen de "stadskracht". Maar dat vraagt dus een nuancering van de termen zelfredzaamheid en profijtbeginsel. Zorg-, participatie en minimabeleid zijn dus niet  beperkt tot strikt vitale functies.



Wij gaan er niet van uit dat de stadskracht er al is; het beleid moet gericht zijn om de aanwezige stadskracht te behouden maar ook om de potentiële kracht te faciliteren. Daarvoor is het dus juist nodig om het zorg-, participatie en minima-beleid anders te beschouwen dan als strikt vitaal.

Er is sprake van wederkerigheid: de burger is geen passieve ontvanger, de overheid is geen passieve eisen-steller.

Stadskracht is niet passief op genoemde terreinen, zelfs niet actief, maar pro-actief. De stadskracht zoekt en faciliteert de kracht in de stad. Bijvoorbeeld: Niet alleen arbeid is zaligmakend, participeren kan op vele terreinen. Kansgedrevenheid, zo schrijft het stuk, is de basishouding van het stadsbestuur. Juist, zo zouden wij willen zeggen. Geef en pak kansen.

Willen wij een levendige, dynamische stad, dan vraagt het stadskracht-scenario de aanpassing zoals zojuist benoemd.

Wat betekent dit nu voor de keuzes die gemaakt moeten worden. De matrix.

Wij roepen het college op om onze opmerkingen mee te nemen in de concretisering van het bezuinigingsvoorstel. De lijst van plusjes en minnetjes werkte in eerste instantie verwarrend. Waar staat een plusje nu voor?

De bezuinigingen die komen moeten vooral slim zijn! Verschuiving van de plusjes en minnetjes levert namelijk niet zoveel op. Neem de zorgzame stad: daar staan de plusjes bij posten die relatief kleine bedragen opleveren.

Meer met minder zou een belangrijk devies moeten zijn. Kwaliteit staat voorop en keuze betekent ook dat sommige zaken niet meer kunnen.  Een nog zwaardere nadruk leggen op terreinen waar de druk al erg hoog is (cultuur, jeugdbeleid) is onwenselijk. Gelijktijdig zal uit ons betoog mogen worden geconcludeerd dat wij het van belang achten om de participatie van burgers minder te belasten. GL hecht aan goed toegankelijke voorzieningen.

Dat wil overigens niet zeggen dat daar niet efficiënter gewerkt kan of moet worden. Meer met minder zal ook hier onvermijdelijk zijn. Dat moeten we dan belonen, niet afstraffen. Het is nu zaak om subsidie-ontvangers te betrekken



Het minnetje voor wonen en werkomgeving daarentegen mag van ons dan een nulletje worden. De soberder invulling van de Parade is een voorbeeld dat het kan.

De matrix kent zo zijn beperkingen en dat is jammer.  In deze systematiek is geen ruimte voor inkomstenversterkende maatregelen, of slimmer budgettaire verschuivingen. Wij beperken ons tot de beïnvloedbare posten. Lijkt logisch. Maar is alles wat niet-beïnvloedbaar wordt genoemd is werkelijk niet beïnvloedbaar? Bouwprojecten, in relatie met de grondprijzen, zijn wel degelijk het onderzoeken waard.  Of: waarom is de milieupolitie beleidsmatig wel gekoppeld aan de afvalstoffendienst maar financieel niet? Ik noem maar twee punten waarin het minimaal belangrijk is om naar te kijken. De hele organisatie moet meedoen.

In de matrix is helder te zijn waar de pijn komt te liggen. Die is ook met het verschuiven van plusjes en minnetjes zwaar. Maar we gaan het doen, want het moet.



Ruud Schouten

Oktober 2010

Naar Bezuinigingen pagina