PAX en Humanity in Action organiseerde de afgelopen Vredesweek (18 t/m 26 september) de tweede editie van PAX Power to the People, een manifestatie over activisme en solidariteit.

Tijdens deze manifestatie gaf Ufuk Kâhya In TivoliVredenburg een lezing. Een persoonlijk verhaal over zijn eigen ervaringen in een gepolariseerde samenleving, hier en in de Verenigde Staten (Atlanta, Georgia).

Je kunt zijn lezing terugzien, begin vanaf 10.00 minuten.

Hieronder kun je die teruglezen.

Conflict as opportunity

In een verdeelde samenleving is spreken zilver, maar luisteren goud. Zeker als het naar woorden van de Amerikaanse schrijver James Baldwin is.

Nog drie jaar. Dan is het een eeuw geleden dat James Baldwin werd geboren en zijn langgerekte oefening in geduld begon. Hij schreef, luisterde, sprak, wees onophoudelijk op sociale ongelijkheid. Toen hij op 1 december 1987 in Parijs stierf, wachtte hij nog altijd op die ene dag.

De dag dat kleur, klasse, herkomst, levensovertuiging of seksuele geaardheid niet meer van invloed zou zijn op je sociale kansen. Vergeefs, ondanks het uiterst vrolijke liedje van Belinda Carlisle dat op de sterfdag van Baldwin op nummer 1 in de US Charts stond. Titel: Heaven Is A Place On Earth.’

Een fragment eruit:

In this world we're just beginning
To understand the miracle of living
Baby, I was afraid before
But I'm not afraid not anymore

U mag in gedachten meezingen, maar ik wil toch graag enkele kanttekeningen plaatsen bij dit opgewekte nummer dat volgens Spotify ruim 262 miljoen keer is beluisterd.

Twee jaar voor zijn dood publiceerde Baldwin zijn laatste boek, The Evidence of Things Not Seen, over de verdwijning van zevenentwintig zwarte kinderen en jongeren in Atlanta tussen 1979 en 1981. Velen werden vermoord teruggevonden, sommigen zijn nogal altijd vermist.
 

De FBI pakte een vermoedelijke dader op een zwarte man maar zijn schuldigverklaring wordt tot op heden betwist. In zijn boek gaat Baldwin dan ook verder dan het reconstrueren van de misdaden. The Evidence of Things Not Seen ademt vooral de ongelijkheid in sociale en economische kansen voor Afro-Amerikanen in Atlanta en elders.

In 2015 woonde ik zelf in Atlanta. Een zomer lang, net zoals in 2016, 2017 en 2018. Vier jaar was ik verbonden aan de John Lewis Fellowship, die is vernoemd naar de iconische voorvechter van burgerrechten. Onder de vlag van Humanity in Action, een internationale organisatie voor de ontwikkeling van jong leiderschap op het gebied van mensenrechten en rechten van minderheden.

De laatste drie jaar was ik daar zelf programmaleider. Mijn zomers in Atlanta waren levensveranderend. Een avontuur, met het gedachtegoed van met name Martin Luther King, Roslyn Pope, John Robert Lewis, Ella Baker, Malik el Shabazz en James Baldwin als gids. Daar, in de hoofdstad van Georgia, leerde ik voorbij de versluierde werkelijkheid kijken. The Evidence of Things Seen kende ik al; die van de Things Not Seen bezorgde mij nieuwe, pijnlijke inzichten. Ik deel ze graag met u, want ze raken aan polarisatie.

Als eerste. Het is voor mij glashelder dat je kleur, levensovertuiging, etnische herkomst of seksuele geaardheid nog altijd ongewild van invloed is op je kansen om maatschappelijk uit de verf te komen. Na de Tweede Wereldoorlog onttrokken de uitsluitingsmechanismen zich bij voorkeur aan het zicht openlijk de ongelijkheid in stand houden was niet meer zo chic. Maar dat is veranderd. In de 21ste eeuw staat de maatschappelijke buitenspelval uitnodigend open. Wie er toch in loopt: eigen schuld.

Wat ik in Atlanta vooral leerde en in Nederland in zorgelijke en toenemende mate bevestigd zie is dat de breuklijnen in de samenleving op de eerste plaats klasselijnen zijn. Natuurlijk, nog altijd maakt het uit of je zwart, wit, hetero, transgender, moslim of atheïst bent.
 

Maar je sociaaleconomische positie is beslissend voor je kansen en privileges in werk, onderwijs, zorg, huisvesting en andere domeinen. Dat voelt de xenofobe bewoner van de vergeten jarenzestigwijk. Dat voelt ook de Marokkaans-Nederlandse dropout op school. Zij kijken elkaar met scheve ogen aan, maar hebben meer gemeen dan ze beseffen. Zij delen sociale pijn, waar geen kruid tegen gewassen is. 

Wie ondanks zijn kleur, etnische herkomst of andere identiteitsaspecten toch succes bereikt, moet op zijn tellen blijven passen. Maatschappelijke furore is immers geen waarborg voor gelijkheid. Dat is de tijdloze les van Animal Farm en de onrustbarende zin ‘All pigs are equal, but some pigs are more equal than others.’ Die zin raakt me niet alleen omdat ik uit Brabant kom, de provincie die ruim tweemaal meer varkens dan mensen telt. Hij raakt me vooral omdat ik de groeiende actualiteit van Orwells woorden zie.
 

Dat geldt ook voor een variant erop: ‘Sommige mensen krijgen meer ruimte om imperfect te zijn dan andere.’ Drie recente voorbeelden. Abdelkader Benali, beoogd schrijver van de 4-mei lezing 2021 ziet zijn sociale ruimte verdampen nadat een vijftien jaar oude en misplaatste grap van hem uit het knipselarchief is gediept. De hamvraag: had een witte schrijver op net zo weinig krediet moeten rekenen?
 

Ander situatie, begin juli. Drie zwarte spelers van het Engelse voetbalteam missen een penalty in de EK-finale tegen Italië. Het Verenigd Koninkrijk ontploft, waarbij de uitbarsting van racisme een nieuwe connotatie aan het begrip strafschop geeft. Was de volkswoede even ongekend geweest als drie witte spelers hun kansen niet hadden verzilverd?
 

Laatste voorbeeld. Deze zomer moest Talitha Muusse, presentator van Op1, het veld ruimen nadat ze klaarblijkelijk al te scherpe vragen had gesteld. Zou een mannelijke, witte collega met dezelfde journalistieke grondhouding ook de aftocht moeten hebben blazen?

Ook uit eigen ervaring weet ik dat er nog veel werk aan de winkel is.

Herinnering aan een voorval in 2004. In Uden gaat een islamitische basisschool in vlammen op. Het blijkt brandstichting. Uit vrees dat de vonk in figuurlijke zin naar andere gemeenten overslaat, vindt ook op het stadhuis van ’s-Hertogenbosch een bespreking plaats.

Ik schuif aan tafel als bestuurslid van een jongerenorganisatie. In het gesprek kijkt de wethouder me
aan en bezigt de woorden ‘[...] jullie als nieuwkomers.’ Ter plekke denk ik aan mijn stamboom en de drie generaties Kâhya die in Nederland wonen en werken. De nog altijd onbeantwoorde vraag: hoe lang ben je nieuwkomer?

Zes jaar later, 2010. Aan de vooravond van de gemeenteraadsverkiezingen deel ik flyers uit bij een winkelcentrum in Den Bosch. Een witte man gaat voor me staan, spuugt me in het gezicht. Had hij dat ook gedaan als we dezelfde etniciteit deelden?

Nog een herinnering. Washington, 2013, waar ik beleidsmedewerker van een Democratisch Congreslid ben. Ik loop het terrein van het Capitool op. Met oortjes in, waardoor ik de roep van een bewaker niet hoor. Maar het geweer dat hij vervolgens trekt, spreekt klare taal. Zou hij iedereen met dezelfde achterdocht bejegenen? Op 6 januari van dit jaar, toen honderden aanhangers van Trump de kans kregen om het Capitool te ontheiligen, hoorde ik de echo van die vraag.

Exact zeven jaar geleden verscheen een spraakmakend rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Gezamenlijk wezen ze op de dreigende sociale en culturele tweedeling in Nederland. In de titel van het rapport klonk nog onderzoekende twijfel en een voorbehoud. Het heette: ‘Gescheiden werelden?’ Ja, met een vraagteken erachter. Maar anno 2021 getuigt het van realiteitszin om dat vraagteken te verwijderen. Er zijn gescheiden werelden, zichtbaarder dan ooit tevoren, en steeds vaker geldt wij versus zij. Op vrijwel elk maatschappelijk debat lijkt het binaire stelsel van toepassing: het is of nul of één. Je bent voor- of tegenstander. Van windmolens, moskeeën, Zwarte Piet. Van LHBTQ-rechten, Black Lives Matter, stikstofbeleid. Van vluchtelingenopvang, coronamaatregelen, kernenergie en andere splijtstofdossiers. Al deze kwesties bewijzen: de hel, dat zijn de anderen.

Volgens filosoof Bart Brandsma, die veel over polarisatie en botsende identiteiten heeft ge-
schreven, is het zinloos om de uitersten te bestrijden of bangig hun zin te geven. Veel meer
heil ziet hij in het versterken van het midden, dat veelal zwijgt of met zachtere stem spreekt.
Ik deel de visie van Brandsma, maar niet zonder drie flinke kanttekeningen:

Een. Polarisatie heeft een slechte reputatie. We associëren het met rotte eieren, tractorsporen op het Malieveld, vuurwerk bij een asielzoekerscentrum. Toch is polarisatie niet per definitie kwalijk. Zij kan zichtbaar maken wat te lang buiten het zicht is gebleven of moest blijven. Zijn er ongeziene kwesties in transparant Nederland? Ja. Nederland dankt veel aan haar poldermodel, maar dat heeft ook een prijs: wij zijn meesters in het wegmoffelen van klasseverschillen, sociale ongelijkheid en disharmonie.

Die kunst van het verbergen zie je zelfs in de taal weerspiegeld en taal is nooit toeval, want zij drukt historie, cultuur en volksaard uit. Zo kent het Nederlands weinig synoniemen voor zichtbaar maken. Met openbaren en onthullen heb je de belangrijkste wel gehad. Daar staat een karrevracht aan woorden tegenover voor onzichtbaar maken. Een kleine selectie: toedekken, achterhouden, maskeren, versluieren, verhullen, verdoezelen, verbloemen, verheimelijken, verbergen, verhelen en verstoppen.

Gelukkig is er nog een woord dat met ver- begint en toch dichtbij is, binnen handbereik zelfs: veranderen. Als privileges niet langer onder het kleed van de vanzelfsprekendheid kunnen worden verborgen, zal een roep om verandering ontstaan. Op haar beurt zal die roep polarisatie uitlokken, zeker in een samenleving die minder ankers heeft dan een halve eeuw geleden. Want als voorrechten worden betwist, groeit de angst voor het herverdelen of zelfs inleveren van privileges. Polarisatie legt dat bloot. Enerzijds is polarisatie dan ook een bron van zorg, anderzijds zorgt zij voor maatschappelijke verandering. Als de status quo niet wordt uitgedaagd, zal alles altijd bij het oude blijven.

Nog een tweede kanttekening, zowel bij het Nederlandse poldermodel als bij de visie van Brandsma: het midden ligt nooit exact halverwege twee maatschappelijke polen. Want polen zijn zelden gelijk in hun mate van invloed op media en the powers that be. De polen representeren andere werelden, die verschillen in kracht en macht. De kunst is dan ook om het kruispunt te vinden dat werkelijk recht doet aan iedereen. Alleen daar hoor je het geluid van het zuivere midden.

Mijn derde kanttekening. Tegenover de eenzijdigheid van de uitersten plaatst Brandsma de nuance en meerstemmigheid van het midden. Zo wil hij voorkomen dat we de radicale stemmen honoreren, die voortdurend onze aandacht willen. Ik snap zijn overweging, maar vind het ook glad ijs. King, Pope, Lewis, Baker, Shabazz, Baldwin, allen kregen de stempel: radicaal. Als je geen tegenwicht blijft bieden, draag je ongewild bij aan het normaliseren van het abnormale. Vrij naar een partijleider uit de Tweede Kamer: “Willen we meer of minder moraal?” Meer. Want juist in vloeibare tijden is het zaak om goed van kwaad te onderscheiden.

Kortom: ik zie in polarisatie een bedreiging, maar bovenal een kans. Zij nodigt uit tot aandachtig onderzoek naar angsten en verlangens die achter de woede schuilgaan. Op z’n slechtst is polarisatie de collateral damage van maatschappelijke verandering en vooruitgang. Op z’n best maakt het zichtbaar wat verborgen was en geeft het stem aan verhalen die te weinig zijn gehoord. Het risico van overreactie daarin is onmiskenbaar, maar dat is inherrent aan het zoeken naar wiebelig nieuw evenwicht.

Ik denk terug aan de belangrijkste lessen van Atlanta. Het zijn er twee. De eerste is ongemakkelijk, maar essentieel. Hij luidt: don’t be a bystander. Wees geen omstander. Wegkijken van sociale pijn en kansenongelijkheid verandert niets. Sterker nog: passiviteit voedt polarisatie, want de betrokken partijen zullen er een schepje bovenop doen uit vrees dat ze niet voldoende gezien of gehoord worden.

Het motto don’t be a bystander gaat uit van betrokkenheid. Alleen dan kun je iets veranderen. Niet voor niets luidt de Amerikaanse uitdrukking: “If you’re not part of the solution, then you must be a part of the problem.” Die uitdrukking ontstond in de jaren zestig, toen de samenleving net als nu haperde en herbezinning verlangde. Polarisatie is niet iets wat buiten ons staat dat we aanschouwen, we zijn er onderdeel van. Of we nu willen of niet.

De tweede les van Atlanta is misschien nog ongemakkelijker dan de eerste. Ik dank hem aan John Lewis die, zelfs na meerdere aanslagen op zijn leven, erop bleef hameren dat verbinding zoeken de enige uitweg is. Dat verlangt inlevingsvermogen. Toch is het nodig en nog fijner het werkt. De praktijk leert dat je gedrag, keuzes en standpunten van een ander ook als ze van de jouwe afwijken beter kunt verdragen als je weet wat de herkomst ervan is. Want de muur tussen wij en zij is niet van steen of staal, maar van harder materiaal. Het is
een muur van onwetendheid. Hoog en dik, tegen alles bestand. Maar niet tegen ontmoetingen. Dan brokkelt ze af, harder dan je kon voorzien.

Er is nog iets dat polarisatie kan terugdringen. Ik doel op een werkwoord dat je nog maar zelden hoort. Ik heb het over voorleven. Het gaat om wellevendheid, beschaving, de overdracht van waarden en normen. Ooit was dat woord verbonden met de hogere klassen. Aangezien de elite flink steken laat vallen als het om voorleven gaat, is het zaak dat we het zelf oppakken. Voorleven 2.0 is laten zien welk gedrag en welke ethiek bij een rechtvaardige samenleving horen.

Ik opende met James Baldwin en het vrolijke hitje van Belinda Carlisle. Vierendertig jaar na de dood van Baldwin treedt Carlile nog altijd op. Haar band, die uit vijf vrouwen bestaat, heet The Go Go’s. In die toepasselijke naam klinkt aanmoediging.

Met succes, want waar James Baldwin eindigde, gaan anderen door, onder wie Amanda Goreman. Zij nodigt ons uit om woorden met daden te verbinden. Net zolang tot Heaven daadwerkelijk voor iedereen A Place On Earth Is. Niet overmorgen, maar morgen. Want het geduld begint op te raken.